Het kabinet wil inkomsten uit werk en woning – voor mensen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt – vanaf 1 januari 2021 minder zwaar belasten. Daarom gaat het belastingtarief in de eerste schijf omlaag naar 9,45% (was 9,7% in 2020). En ook het tarief in de tweede schijf wordt verlaagd naar 37,1% (was 37,35%).
Door deze aanpassingen verandert het netto inkomen. Voor de meeste werkenden betekent dit dat zij vanaf januari 2021 netto meer overhouden.
U kunt een aanmerkelijk belang hebben als u een aandelenpakket hebt of als u een stemrecht hebt in een coöperatie. Het belastingtarief voor belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang is 26,90% in 2021. In 2020 was dat 26,25%.
Het inkomen uit sparen en beleggen wordt belast met een fictief (forfaitair) percentage (zie onderstaande tabel) van een grondslag. De grondslag is de waarde van de bezittingen verminderd met schulden. Hoe hoger de grondslag, hoe hoger het veronderstelde rendement. Het gaat hier om de waarde aan het begin van het kalenderjaar (de peildatum is 1 januari 2021). Hier mag het heffingsvrij vermogen nog van af worden gehaald (€ 50.000,- per persoon – fiscale partners hebben dus een vrijstelling van € 100.000,-). Over het berekende fictieve rendement betaalt u 31% inkomstenbelasting.
Hieronder vindt u de hoogte van de rendementsheffing voor 2021:
Voorbeelden hoe het rendement wordt berekend:
Heeft u vragen over wat voor u de beste manier is om vermogen op te bouwen? Neem dan contact op met uw financieel adviseur.